Laat me beginnen met een bekentenis: ik heb niks met zelfhulpboeken. Het gaat me gewoon niet goed af. Ik ben telkens ontgoocheld na het lezen van dat soort boekjes. Niet dat hun ideeën niet kloppen of niet zouden werken voor mij. Ik kom gewoon telkens tot de vaststelling dat het concept in de kern soms wel heel krachtig is, maar dat er vervolgens geen 300 pagina’s voor nodig waren om het uit te leggen en toe te lichten. Ze beloven vaak een quick fix voor iets wat in essentie enorm veel aandacht en discipline vraagt. En ze reduceren de complexiteit van mens-zijn tot een simpel te volgen recept. De vraag is: hebben Rudi Francken en Tim Vermeire mij met AQ dan wél 231 pagina’s lang kunnen boeien? En is Adaptieve Intelligentie meer dan een zelfhulpboek?
AQ heeft eigenlijk een heel helder uitgangspunt: onze wereld legt steeds meer druk op ons als individu, waardoor we moeten leren om ons aan te passen aan telkens nieuwe realiteiten. Volgens de auteurs moeten we daarom specifieke adaptieve competenties ontwikkelen die ons helpen om ‘lichter te leven en slimmer te werken’ vanuit vijf principes: energie, essentialisme, focus, balans en groei. Naast IQ en EQ hebben we dus ook AQ nodig. En in vijf toegankelijke hoofdstukken neemt dit boek ons mee langs elk van die vijf AQ-principes. Als breed referentiekader voor persoonlijke veerkracht kan dit tellen. Wie op zoek is naar een coherente en geïntegreerde visie die sociale, fysieke en psychologische concepten met elkaar verbindt, is hier aan het juiste adres: consistent, goed geschreven en praktisch toepasbaar in het leven van elke dag. Quite an achievement!
Laat me dus beginnen met alles waar ik blij van werd bij het lezen van AQ. Om te beginnen de vormgeving: felicitaties aan Pelckmans voor de frisse layout! In het landschap van honderden business boeken die hier elk jaar over ons worden uitgestort, is AQ echt een frisse vangst: kleurrijk, verzorgd, anders, met mooie illustraties en foto’s, structuur, afwisseling en een grote leesbaarheid.
Ook de interviews met de vijf ambassadeurs van AQ (Dixie Dansercoer, Dieter Coppens, Raf Walschaerts, Ozanne Mertens en Marc Herremans) zijn een heerlijke toevoeging. Ze vertalen dorre concepten in een warme menselijke praktijk op een heel authentieke manier. Je voelt ook hoe deze mensen niet zomaar lukraak gekozen zijn omwille van hun BV-gehalte, maar op basis van een oprechte vriendschap met de auteurs, waardoor ze een stukje van de essentie laten doorschemeren in elk verhaal.
En ten slotte is ook de stijl heel fijn down to earth, wat erg past bij wie de auteurs zijn: toegankelijke taal, korte zinnen, met veel woordgrapjes en zelfrelativering. Gewoon toffe mannen eigenlijk zoals ze daar op het bankje zitten aan het eind van het boek. Wie wil nu niet met hen samenwerken?
Rudi en Tim zijn echte sportwetenschappers, en delen op deze manier een leven vol ervaring met sporters voor een doelpubliek dat er baat bij kan hebben om meer te leven als echte (top)sporters. Dat maakt het ook tot een praktisch doe-boek, met tips en tricks op allerhande domeinen: om je doelen helder te stellen, beter te focussen, je inbox onder controle te houden of je wilskracht te versterken door het nemen van koude douches. Dat is heel praktisch en vlot leesbaar, en je kunt begrip hebben voor een uitgever die ook oog heeft voor de vlotte toegang tot lezers op zoek naar concrete oplossingen. Maar voor mij is het onderdeel ‘Aan de slag’ in elk hoofdstuk een beetje overbodig. Meer nog, het doet wat afbreuk aan de essentie en reduceert heel krachtige en soms filosofische ideeën tot simpele zelfhulptrucjes. Niet dat ze niet belangrijk zijn of praktisch niet toepasbaar, maar het voelt als een enorme stap van een heel ruim concept als ‘balans’ naar het maken van een gezinsplanning. Terwijl het expliciet niet de bedoeling was om een zelfhulpboek te schrijven, glijdt AQ bij momenten wel af naar die categorie, en dat is jammer.
Als organisatiekundige lees ik AQ vooral ook door de bredere lens van de systeemtheorie. De poging van elk systeem of organisme om overeind te blijven in een veranderende omgeving door een zoektocht naar balans tussen openheid en geslotenheid is ook doorheen het AQ-verhaal heel herkenbaar. Concepten als flow, groei, energie en essentialisme kun je ook zo meenemen als metafoor voor de aanpasbaarheid van organisaties. Maar terwijl er hier en daar wel een poging wordt gedaan om de mogelijkheden te schetsen die AQ biedt voor teams en organisaties, blijft dit boek (terecht) wel heel dicht bij het individuele. Je kunt niet alles willen natuurlijk, anders krijg je een boek van 1000 pagina’s. Omdat ik zelf graag nadenk over de voorwaarden die organisaties kunnen creëren om mensen veerkrachtig te maken en kansen te bieden tot ontplooiing, biedt AQ vooral een additioneel begrippenkader en een mooie metafoor voor wendbaar organiseren. En is daarmee heel complementair met de roep om anders te gaan werken en organiseren.
Ten slotte miste ik in het boek nog een reflectie over het belang van verantwoordelijkheidin een snel veranderende wereld die hier en daar flink de verkeerde richting uitgaat. Het voorbije jaar was voor ieder van ons een confrontatie met onszelf in een wereld die echt helemaal op hol geslagen lijkt. Persoonlijk heeft het me aangezet om na te denken over mijn plek op deze planeet en wat me te doen staat als mens. In AQ worden Paul Verhaeghe en Dirk De Wachter aangehaald als denkers die kritische noten plaatsen bij ons jachtige leven. In ‘De kunst van het ongelukkig zijn’ zegt De Wachter: “Streven naar het geluk als levensdoel is een vergissing. Streven naar zin en betekenis daarentegen, is waar het leven om draait.” Het leven is geen ponykamp, en het zou helpen als we ook gewoon af en toe mogen benoemen dat ongeluk behoort tot het gewone leven. Gelukkig…
Dit jaar las ik ook eindelijk Margaret Wheatley’s meesterwerk ‘Who do we choose to be?’ over de betekenis van persoonlijk leiderschap en individuele verantwoordelijkheid in een wereld die fundamenteel naar de knoppen lijkt te zijn. Daarin koppelt zij die vraag naar zingeving aan het verschil dat we kunnen maken op lokaal vlak, hier, dicht bij onszelf, met de mensen rondom ons. En ook Emmanuel Levinas kwam voorbij dit jaar, wat me vooral deed nadenken over de vraag hoe je in mijn vakgebied organisaties kunt ontwerpen/ontwikkelen waar ethisch handelen tot de kern behoort. Die dus niet alleen maar proberen te overleven en wendbaar te zijn, maar in staat zijn om het verschil te maken voor de mens en de mensheid. Voor de mens als individu is kwetsbaarheid dan een cruciale component, in het volle besef dat mijn onafhankelijkheid en kans om te genieten en mezelf te ontplooien pas zin heeft in het licht van de afhankelijkheid van anderen en van de pijn en het lijden die we niet kunnen wegdenken.
In die zin is de zoektocht naar wat ‘essentieel’ is mogelijk interessanter en zinvoller als we er ook de dimensie van ‘de ander’ aan toevoegen. Dan is balans en adaptatie geen zuivere kwestie van zelfontplooiing maar ook een kans om verantwoordelijkheid te nemen in een wereld waarin het al te gemakkelijk is om dat niet te doen. Misschien werkt een dergelijk ethisch appèl wel als een frisse koude douche voor ons overprikkeld brein?